zaterdag 21 april 2012

Staren naar je korte arm



Ze is geboren met een halve linkerarm en weet niet beter. Toch kan Esther Pul (15) uit Ermelo moeite hebben met haar beperking. Als anderen haar aan zitten te staren.

Schommelen, de dop van een stift halen, een beker opendraaien. Van jongs af weet Esther zich met een verkorte linkerarm vaak prima te redden. „Het ging eigenlijk vanzelf. Ik ben als kind ook nooit uitgescholden”, vertelt ze in de woonkamer in Ermelo.

Van groep 1 tot groep 7 van de basisschool draagt ze een prothese. Van groep 8 tot en met klas 2 op de Jacobus Fruytier Scholengemeenschap doet Esther het zonder kunstarm. Nu draagt ze er weer een. „Daar val ik veel minder mee op. Ik merkte dat kinderen naar mij keken. Daar heb ik een grote hekel aan. Dan vragen ze: „Wat heb jij?” Dan schrik ik en denk ik: O ja, dat is waar ook. Wat moet ik zeggen?” Moeder: „Die vragen brengen haar in verlegenheid. Toch hoeft ze alleen te zeggen: „Ik ben zonder linkeronderarm geboren.”” Esther: „Ik kan niet begrijpen dat ik het in klas 1 en 2 zonder prothese deed. Ik draag altijd lange mouwen over mijn prothese. Ik zie als een berg tegen de zomer op, als iedereen korte mouwtjes gaat dragen of gaat zwemmen. Ik ben niet anders, alleen mis ik iets.” Moeder: „Dat blijft een moeilijk punt.” Via een bandagesysteem kan Esther door een beweging in haar rechterschouder de vingers van haar prothesehand openen en sluiten. Zo kan ze bijvoorbeeld een pen oppakken.

Paardrijden is Esthers grote hobby. Ze merkt dat mennen, rijden met een paard voor een wagen, lastig gaat met prothese. „Dan moet je met twee handen kracht zetten. Maar het leidsel glipt dan door de prothesehand.” Bij het paardrijden, zonder wagen, hindert de prothese minder. „Dan ben je niet zo afhankelijk van je handen. Je stuurt het paard ook met je benen.”

Esther krijgt op revalidatiecentrum De Hoogstraat in Utrecht ongeveer eens in de drie maanden een nieuwe handschoen om de prothese. Bij warm weer is een kunstarm geen pretje. „Als ik thuis ben, gooi ik hem af. Dan loopt het zweet er uit.”

Bij gym baalt Esther soms flink van haar beperking én waardeert ze haar prothese. „Ik deed zonder prothese mee met basketbal. Het ging helemaal niet. Iedereen pakte de ballen voor me weg. Ik werd zo chagrijnig. Met prothese ging het supergoed. Ik was beter en scoorde zelfs.”

Esther, derdeklas vmbo (verkoop, handel), werkt bij een poelier en loopt sinds kort stage bij een broodjeszaak. Sommige handelingen zijn lastig. „Een gehaktbal in stukjes snijden ging moeilijk. Daar heb ik mijn linkerhand voor nodig.” Moeder: „Zoiets moet je ook oefenen. Je zult tegen moeilijkheden blijven oplopen, maar toch vind je meestal wel een oplossing.”

Dit is deel 5 in een serie over revalidatiecentrum De Hoogstraat in Utrecht.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten